Deze blog wordt u per digitale trekschuit aangeboden. Op een vijftien jaar oude bakelieten laptop van obscure doch degelijke Duitse makelij, wist ik een browser te vinden die zich nog kon verzoenen met Windows XP. Nu kunnen beide ZZP’ers in huize Eikema hun werk doen met de onoverkomelijk benodigde digitale middelen. Mark op de Apple, ik op de Terra.
In 1882, toen de trekschuit net zo in onbruik was geraakt als vandaag Windows XP, werd in Amsterdam Jan Hendrik Frederik Grönloh geboren. Onder het pseudoniem Nescio (“Ik weet (het) niet”) schreef hij een aantal klassiekers, waaronder ‘Titaantjes’. De titel van deze blog is een conclusie die de ik-persoon in dat boek trekt, nadat hij de idealen uit zijn jeugd het ziet verliezen van de burgerlijke maatschappij. Hij kijkt terug op de tijd die hij doorbracht met zijn even idealistische jeugdvrienden. Het schrille contrast met hoe hun levens er uiteindelijk uit zijn komen te zien, brengt hem tot de volgende mijmering:
“Op den toren van Rhenen had ik gestaan en de verten
gezien, en mijn hart had naar de verte getrokken en naar
de roode luchten in ‘t westen. Doch al had ik van den toren
kunnen vliegen naar de verten, dan zou ik slechts
gevonden hebben, dat de verte het nabije was geworden
en opnieuw zou mijn hart naar de verte getrokken hebben.
En wat baat mij de wijsheid, die mij leert dat ‘t niet anders
kan en zoo blijven zal in eeuwigheid?
(…)
Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.
Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij
voortduring te beseffen.”
Nescio zet het stempel ‘doelloos’ op het constante ontglippen van wat hij ‘de verten’ noemt. Datgene waar ons hart naar uitgaat, datgene waarvoor we in beweging komen. Want steeds ontdekken we dat, eenmaal aangekomen in die verte, er zich een nieuwe verte aandient. Een denker van nóg langer vervlogen tijden, verwoordde het zo:
“Ik heb alles gezien wat onder de zon gebeurt, en vastgesteld dat het niet meer is dan lucht en najagen van wind.”.
Tussen Prediker en Nescio zit ook nog Paulus die zijn versie hierop geeft:
‘de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen’.
Het feit dat dit herhaaldelijk door mensen is opgeschreven en nog steeds geen common sense is, geeft aan dat Nescio gelijk heeft: voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.
Je zou er treurig van kunnen worden, de tragiek van doelloosheid of het feit dat we haar ontkennen. Tot je jezelf wat minder serieus begint te nemen. Dan verandert de tragiek van een illusoir leven in de bevrijding van een pretentieloos leven. Een leven dat op zichzelf al goed is, en vrij van najagen van wind. Zo leerde mij bijvoorbeeld de prachtige ‘Vapor’ meditatie. Doelloosheid staat zo bij lange na niet gelijk aan vreugdeloosheid of verlamming.
Ik heb daarom met plezier geaccepteerd dat ‘Het Grote Doel’ lang niet zo helder is als ik altijd dacht. Ook ik ben Nescio, ‘ik weet het niet’. Ik ben de statische stip op de horizon verloren. En toch blijf ik in beweging.
Waarom?
Omdat beweging de aard is van onze werkelijkheid. Al sinds haar ontstaan beweegt het universum, breidt ze uit, dijt ze uit. En ik deel in haar oerdrang. In één van mijn favoriete Rob Bell podcasts (‘Life and death and vegetables’) stelt hij:
“The natural state of the universe is becoming. It’s not fixed, it’s not static, it’s not set in place. The universe is in the endless process of becoming. So you as a participant are in the endless process of becoming. (…). If something isn’t moving into more and more enlivening and expanding, then it’s dying.”
Waar de Compleet Andere zichzelf voorstelt als ‘Ik ben’, stellen wij onszelf voor als ‘Ik word’. Ons is beweging en rusteloosheid ten deel gevallen. Paus Franciscus plaatst dit in een hoopvol licht, aan hem geef ik het laatste woord:
“Men dient God te zoeken om Hem te vinden, en Hem te vinden om Hem verder en zonder ophouden te zoeken. Alleen deze onrust geeft vrede aan het hart (…) Zonder onrust zijn wij steriel.”